1. Ongeacht artikel 46, lid 2, is het orgaan van een Lid-Staat niet verplicht uitkeringen toe te kennen krachtens tijdvakken vervuld onder de door dit orgaan toegepaste wetgeving die in aanmerking dienen te worden genomen ophet tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis indien:
— de totale duur van de bedoelde tijdvakken minder dan één jaar bedraagt, en
— uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken, geen enkel recht opuitkeringen krachtens die wetgeving bestaat.
2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, met uitzondering van het bepaalde onder b), houdt het bevoegde orgaan van elk der andere betrokken Lid-Staten wel rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.
3. Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken Staten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringen uitsluitend toegekend opgrond van de wetgeving van de laatste van die Staten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmede overeenkomstig artikel 45, leden 1 tot en met 4, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze Staat waren vervuld.